De basis voor de vervoeging is de stam en die krijg je door de
-en eraf te halen (en bij rennen ook nog een extra
n, want we hebben nooit een dubbele medeklinker aan het eind
van een woord). We zien dat er in de tegenwoordige tijd soms een
t (dus nooit een d) bijkomt en voor de meervoudsvormen
-en (plus een extra n bij rennen), maar niet bij ren
jij en fiets jij. In de verleden tijd komt er te(n) of de(n)
bij en bij de voltooide tijd ge- plus d of t.
Wanneer was het ook alweer t (te, ten of ge+t)
en wanneer d (de, den of ge+d)? Daar
hadden we op de lagere school al een woord een woord voor: 't
kofschip. Als een stam eindigde op een medeklinker
uit dat woord (t, k, f, s, ch of p) dan werd het een
t, in alle andere gevallen werd het een d.
Nemen we nu eens het werkwoord antwoorden en vullen dat
in op de open plaatsen van de volgende zin:
Hij
.... nu hetzelfde als hij gisteren .... maar .... jij nu hetzelfde
als je morgen ....?
De stam van antwoorden eindigt op een d en die zit niet
in 't kofschip. Daarom kunnen we het beste rennen
gebruiken, omdat de stam daarvan eindigt op een n, die immers
ook niet in 't kofschip zit. Vullen we hier aldus rennen
in, dan wordt het:
Hij
rent nu hetzelfde als hij gisteren rende,
maar ren jij nu hetzelfde als je morgen rent?
Dus wordt het ook:
Hij
antwoordt nu hetzelfde als hij gisteren antwoordde,
maar antwoord jij nu hetzelfde als je morgen antwoordt?
Zo zijn er natuurlijk ook werkwoorden met een t. Het werkwoord
lusten bijvoorbeeld. Vul het maar eens in:
Na
die griezelfilm ...... jullie gisteravond nog steeds pinda's, terwijl
jullie nu ineens niets meer .......
Omdat de stam van lusten eindigt op een t , een letter
uit 't kofschip. We nemen dus als voorbeeld fietsen,
met de s die ook in 't kofschip zit:
Na
die griezelfilm fietsten jullie gisteravond nog steeds
pinda's, terwijl jullie nu ineens niets meer fietsen.
Dus:
Na
die griezelfilm lustten jullie gisteravond nog steeds
pinda's, terwijl jullie nu ineens niets meer lusten.
Gebruik fietsen en rennen vooral ook bij werkwoorden
die beginnen met ver-, her-, be-, ont- en ge-. Die
krijgen in de voltooide tijd namelijk geen ge voor de stam,
waardoor je aardig in de war kunt raken. Probeer maar eens gebeuren
in te vullen in de volgende zin:
Hoewel
er zelden iets moois is ......... op die school, zul je straks zien
dat er toch iets moois .........
Als het goed is heb je ingevuld:
Hoewel
er zelden iets moois is gebeurd op die school, zul je straks zien
dat er toch iets moois gebeurt.
Toegegeven, je krijgt vaak vreemde zinnen als je rennen
en fietsen invult. Maar geloof me, dat went op den duur.
Een extra complicatie bij dit hele verhaal vormen werkwoorden
als verhuizen en geloven. Die hebben namelijk een
stam die eindigt op wat je een 'vermomde' v of z zou
kunnen noemen: je schrijft een f of een s, maar je
moet bij de vervoeging denken aan een v en een z.
Dus, al lees je bij verhuis een s, je denkt
aan de z en die zit niet in 't kofschip. En zo denk
je bij geloof niet aan de f maar aan de v, die ook niet in 't
kofschip zit.
Net zoals: hij rent - hij heeft gerend
wordt het: hij verhuist - hij is verhuisd en
hij gelooft - hij heeft geloofd
Kort geformuleerd:
Nog een complicatie: een werkwoordsvorm (om precies te zijn een
voltooid deelwoord) kan gebruikt worden als bijvoeglijk naamwoord.
Zoals in de gekleurde boeken de vorm gekleurde een
bijvoeglijk gebruikte vorm van kleuren is. Vandaar de tip:
Voorbeelden:
-
zoals je leest uit het groene boek en een
groen boek, lees je ook uit het gekleurde boek
en een gekleurd boek,
-
zoals je het hebt over de lange vrouw en een
lange vrouw, zo heb je het over de gehate vrouw
en een gehate vrouw, of over de beminde
vrouw en een beminde vrouw.
-
of, om eens iets anders te nemen, spreek je van de stiekeme
liefde, dus ook over de beantwoorde liefde,
ondanks de zin hij beantwoordde haar liefde ,
want daarin kun je de werkwoordsvorm niet vervangen door
een bijvoeglijk naamwoord (?hij stiekeme haar liefde ...?).