NetSF 3.1b
Mijn handschoenen zijn te groot voor mijn violistenhanden en mijn
helm is te krap voor mijn grootse fantasieën. Maar ik ben dat al snel
vergeten zodra ik voor het eerst in de allernieuwste vijfdimensionale
versie van Netscape zit. Adembenemend is het. Ik voel me volkomen
opgenomen in een netwereld die in geen enkel opzicht meer virtueel
lijkt. Zelfs het Literair Paleis heeft niet meer de dodelijke rechtlijnigheid
van voorheen en in de zalen zie je menselijk ogende mensen rondlopen,
die met menselijke stemmen spreken en naar menselijke lichamen ruiken.
Het paleis is behoorlijk gegroeid. Dat zal zonder meer te danken
zijn aan het Afrikaans - sinds dat tot wereldtaal is verheven is de
belangstelling voor het bijnadode Nederlands zo snel gestegen dat
het zelfs de Nederlanders in grote verlegenheid heeft gebracht. Er
is zelfs een poëziekamer, zie ik plots. En het is er nog druk ook.
Misschien omdat er in geen enkele boekhandel nog poëzie te koop is,
misschien omdat er zelfs enkele AKO-genomineerden in een vlaag van
openheid verklaard hebben in een vorig leven ooit eens gedichten te
hebben gepubliceerd.
Ik zweef de kamer binnen en dring naar kastenwand om het meest vervallen
boekje te grijpen. Een bundeltje Vroman, zie ik. Prachtig, zoals dat
voelt - je laat je handen over de pagina's glijden en je vingertoppen
gloeien van de tinteling die het grove papier met de knullig gezette
letters afgeeft. Achter me leest iemand hardop een paar keer hetzelfde
vers. Als een bezwering zingen de woordjes door de virtualiteit. Misschien
helpt het en keert de betovering van het dichterlijk spel weer terug
in dit stukje wereld. Want wat mij betreft is de poëziekamer er om
te blijven. Opdat je voor eeuwig hetzelfde vervallen boekje kunt grijpen
om het mee te nemen naar een persoonlijk hoekje op het net om er dingen
mee te doen die niemand hoeft te zien.
Terwijl ik naar de uitgang zweef, denk ik aan de laatst stationsboekhandels
die een monumentenstatus hebben gekregen, aan de verzen die ik heel
vroeger nog uit mijn hoofd heb moeten leren en aan het antiquariaat
met de eigenaar die daar al virtueel leefde voordat dat een maatschappelijk
probleem was. En er schiet me iets te binnen. Ooit schijnt iemand
voorspeld te hebben dat er op een dag geen poëziebundel meer
te krijgen zou zijn.
Ach ja, niet alle voorspellingen blijken waar nadat ze uitgekomen
zijn.
Een schelle piep dringt m'n hoofd binnen en een alarmschokje schiet
door mijn vingers. Het paleispoortje knippert en op mijn netvlies
brandt een boodschap: ik moet het bundeltje onmiddelijk netjes weer
terugzetten als ik geen ruzie met de beheerder wil krijgen.